Ik had laatst over het pekelen van wijnbladeren geschreven, om ze later te kunnen gebruiken om dolmades te maken. Vandaag het vervolg, de dolmades zelf dus.

Voor ca. 35 dolmades gebruikte ik:
· 35 wijnbladeren
· 150 g gekookte rijst
· 2 uien
· 1 teentje knoflook
· 1 eetlepel fijngehakte verse muntblaadjes
· 3 reepjes ingemaakte rode paprika
· peper, zout, olijolie

Begin met de gepekelde bladeren een tijdje laten weken in schoon water, dat je een paar keer ververst om het zout weg te spoelen.
Fruit de ui en knoflook zachtjes in wat olijfolie. Voeg de kruiden, paprika en rijst toe. Naar smaak nog met peper en zout kruiden. Zet het vuur uit en meng goed.

Leg een wijnblad met de onderkant naar boven op een snijplank en leg er een (niet te volle) eetlepel vulling op. Vouw de onderkant (bij de steelaanzet) naar boven, de twee zijkanten naar binnen, en maak voorzichtig een rolletje. Dit is wel een aardige bezigheidstherapie – je bent er wel even mee zoet…
Ik weck de dolmades, dus doe ik ze voorzichtig rechtop in een weckglas. Je kunt ze ook in een pan leggen om zo te garen (maar dan zijn ze natuurlijk niet houdbaar). In een 400 ml weckglas gaan ongeveer 17 dolmades, ik heb dus twee weckglazen vol. Besprenkel de inhoud met wat olijfolie, vul de weckglazen voorzichtig tot 1 cm onder de rand met kokend water en zet ze in de voorverwarmde weckketel – 1 uur wecken op 100 °C.

De smaak is nog een verrassing, ze staan nu nog te pruttelen. Daarover later meer…